Waarom we mee actie voeren voor de klimaattop in Parijs

23 November 2015

We hebben nood aan een ontwenningskuur: wereldwijd en in alle lagen van de samenleving moeten we onze verslaving onder ogen durven zien. Welke pathologische fixatie? Ik heb het over de mantra die zich in ieders geest verankerd heeft, die geen enkele beleidsmaker door de dogmatische herhaling nog los kan laten, ongeacht het domein waarin hij of zij werkzaam is. We zijn verslaafd geraakt aan (economische) groei. Door de continue zoektocht naar de volgende fix (een paar procentpunten hier, een paar daar), is het taalgebruik van beleidsmakers en politici doorspekt met verwijzingen naar hun begeerte. Het is zo ver gevorderd dat we in ons dagelijks taalgebruik zelf al geïndoctrineerd zijn: we "investeren" in onze kinderen, het ziekenhuis werd een "zorg-" en de universiteit een "kennisbedrijf", de klimaatopwarming vormt een "hypotheek" op onze toekomst.

Wanneer is die onaflatende focus op groei ontstaan? Sinds de industriële revolutie, heeft zich vanuit de kapitalistische investerings- en herinvesteringsgedachte een uitdeinende drang naar groei ontwikkeld. Een bedrijf móest groeien, opdat het kapitaal dat erin onder gebracht werd zou kunnen renderen, zodat nieuw kapitaal dat hieruit voort kwam opnieuw elders geïnvesteerd kon worden. Elkaar snel opvolgende technologische evoluties verhoogden de druk om te groeien, want machines waren snel achterhaald en duur in aanschaf.

Maar waarom zijn ook overheden zo enthousiast mee gesprongen op de kar van het groeiverhaal? Het onderzoek van John Maynard Keynes naar de pieken en dalen van de economie in het Engeland van de jaren 1930, kan het enthousiasme helpen verklaren. Hij stelde dat het de taak was van de staat om de dalen op te vangen door middel van overheidsinvesteringen, bijvoorbeeld in infrastructuur. Zeker na de tweede wereldoorlog sloegen zijn ideeën aan. Door de vele vernielingen moest er veel gebouwd en herbouwd worden, wat voor veel werk en dus werkgelegenheid zorgde. De leningen die aangegaan werden vormden geen probleem. Door de vele reconstructies in de naoorlogse jaren kenden we een hoge groei, ze werden daarom de trente glorieuses (1945-1975) genoemd. Een groeiende economie betekende stijgende belastinginkomsten, dus konden de schulden die aangegaan werden en de daarbij horende rentes makkelijker in de toekomst terugbetaald worden. Althans, zo lang de groei aanhield.

De meeste overheden bezitten nog steeds veel schulden vandaag de dag (in België gaat het over 106% van ons BBP, of iets meer schulden dan wat we in het land op een gans jaar produceren aan goederen en diensten) en hechten daarom nog steeds veel belang aan groei (meer groei om aan hun verplichtingen te kunnen blijven voldoen). Veel beleidsmakers zien zich daarom geketend aan de markt, dat verklaart wellicht de vele toegevingen die men doet om de carrousel draaiende te houden.

Die vele toegevingen zijn voelbaar. Als Groeneling neem ik als eerste voorbeeld de kost voor het milieu. We moeten niet ver gaan om een schrijnend voorbeeld te vinden: recent haalde de Vlaamse minister van het beleidsdomein natuur herhaaldelijk het nieuws omdat zij steevast het milieu op een tweede plaats zet en enkel met economische motieven rekening houdt. Maar de concessies naar de markt voelen we veel directer en persoonlijker. Hoewel de gemiddelde werkweek sterk is afgenomen sinds enkele decennia, werken we tegenwoordig wel met zijn tweeën, liefst zo voltijds mogelijk. Waar in een gezin vroeger 40-50 uur aan betaalde arbeid besteed werd, gaat dat tegenwoordig al snel over 70 uur of meer, vaak ten koste van andere aspecten van het leven. Voor de opvoeding van en zorg voor onze kinderen, ontspanning, zelfontplooiing en sociaal contact, hebben we amper nog tijd.

We zijn verslaafd en immer te druk bezig om onze onderwerping aan het groeidogma in vraag te stellen. Nochtans is dat belangrijk. Gezien we zoveel opofferen op vlak van gezondheid, sociale contacten, milieu en ook veiligheid moeten we ons des te meer de vraag stellen of het dat allemaal wel waard is? Kan het echt niet anders? Zijn de offers die we brengen echt noodzakelijk en onvermijdelijk? Brengen we het voortbestaan van ons ecosysteem en de sociale aspecten van onze samenleving in gevaar omdat onze maatschappij anders ten onder zou gaan?

Kort geantwoord, neen. Wel integendeel, onze verslaving aan consumptie en olieproducten wordt in studie na studie gerelateerd aan een toename van ongelijkheid (de armen worden armer), onveiligheid (destabiliserende effecten van de strijd om olie in het Midden-Oosten), ongezondheid (burn-outs, depressie, sociaal isolement) en ga zo maar door. Dat er geen alternatieven zijn is een vergissing, of een leugen, afhankelijk van wie de bewering uit.

Hoewel we ons historisch op een zeer precair punt bevinden, bevinden we ons ook op een potentieel kantelpunt waarbij we met de juiste keuzes onze wereld op verschillende vlakken tegelijkertijd ten goede kunnen veranderen.

Met het overschakelen op hernieuwbare energie kunnen we onze uitstoot fors verminderen en onze afhankelijkheid van buitenlandse olieproducten sterk afbouwen. Verdeel het eigenaarschap van de nieuwe energiebronnen daarenboven nog eens onder de mensen via gemeenschapsgeleide coöperatieven (in tegenstelling tot ontwikkelaarsgeleide coöperatieven waar de mensen geen eigenaarschap krijgen, alleen eventuele winstdelingen) en je krijgt een financieel weerbaardere bevolking (en een verlaging van de druk op het overheidsapparaat). Ik geef drie voorbeelden.

Als we ons consumptiepatroon aanpassen kunnen we door bewuster te kiezen voor wat we van waar kopen onze uitstoot verminderen, onze lokale economie ondersteunen (fondsen die lokaal in omloop blijven in plaats van door multinationals weggesluisd te worden naar belastingparadijzen) en kunnen we de focus terug brengen naar kwaliteit in plaats van kwantiteit (die druk weghalen bij de boeren zal je bijvoorbeeld smaken op je bord).

In de globalisering ten slotte zouden we met een nieuwe aanpak meer evenwicht tussen Noord en Zuid (of andere lijnen van verdeling) kunnen brengen. Pas als we niet langer lokale markten verstoren met dumping praktijken, niet langer olie of andere natuurlijke producten winnen zonder eerbied voor de lokale ecologische leefomgeving en niet langer de enkelen omkopen met een habbekrats zodat de velen niets terugkrijgen van wat we via roofbouw weghalen, dan pas kunnen we evolueren naar het wereldwijde dorp dat we voor ogen hebben. De weg naar de veiligheid gaat via wederzijds respect.

Om die mentaliteitswijziging te helpen bekomen, om ervoor te zorgen dat er een engagement aangegaan wordt om dit te bereiken, daarvoor fiets ik richting Parijs om samen met vele anderen onze eisen over te maken. We moeten onze stem laten horen en gezamenlijk werken aan een betere toekomst. Op het lokale niveau zijn we het best geplaatst om dit werk aan te vatten en tonen we wereldwijd ook het meeste initiatief in de juiste richting. En daarom vind ik het persoonlijk, zeker als transitieambassadeur voor Groen Denderleeuw, belangrijk om dat lokale engagement en het lokale enthousiasme, mee te sturen naar Parijs.

Door de gebeurtenissen van de laatste weken en de maatregelen daaromtrent zal de manifestatie zelf uiteindelijk toch in eigen land doorgaan. Ons doel blijft echter ongewijzigd. We hopen de beleidsmakers de moed te doen vinden om te durven loslaten en op zoek te gaan naar een echte balans voor mens én milieu. Zodat we op korte termijn onszelf niet verliezen en op middellange termijn van een leefbare toekomst kunnen blijven dromen.

 

Frank De Raedt, transitieambassadeur voor Groen Denderleeuw